Dysmatuur zijn betekent dat je baby bij de geboorte tot de kleinste kinderen behoort in termen van gewicht voor de zwangerschapsduur. Medisch gezien wordt dit ook wel aangeduid als Small for Gestational Age (SGA).

Vaak wordt pas bij de geboorte duidelijk dat je baby te klein is, hoewel soms op echo’s al te zien is dat de baby klein is. Dysmaturiteit komt vaak voor bij te vroeg geboren baby’s, maar kan ook voorkomen bij baby’s die tot de voldragen zwangerschapsduur zijn gekomen. Het is echter niet hetzelfde als prematuriteit. Hoewel sommige problemen overlappen, hebben SGA-kinderen meestal geen problemen met onrijpe organen.

 Kenmerken van een dysmatuur baby;

  • Je baby is mager
  • Je baby heeft een laag gewicht en weinig vetweefsel
  • Je baby is hongerig
  • Je baby heeft moeite om zich op temperatuur te houden

Het normale geboortegewicht varieert afhankelijk van de zwangerschapsduur. Als je baby lichter is dan het laagste gewicht in onderstaande tabel, behoort hij tot de 10% van baby’s met het laagste geboortegewicht en is hij hoogstwaarschijnlijk dysmatuur. Het exacte gewicht dat als normaal wordt beschouwd, kan per arts verschillen, maar de risico’s die gepaard gaan met een (zeer) laag geboortegewicht worden over het algemeen wel in de gaten gehouden.


Oorzaken van een dysmatuur kindje kunnen variëren en zijn soms niet te voorkomen. Ze kunnen zowel bij de moeder als bij de baby liggen.

Bij de moeder kunnen er factoren zijn die de groei van de baby beïnvloeden;

  • Slecht functionerende placenta. Als de placenta niet goed functioneert, bijvoorbeeld door een aangeboren probleem, kan je baby onvoldoende voedingsstoffen ontvangen. Dit kan leiden tot een verminderde groei.
  • Roken, drugs- of alcoholgebruik. Het gebruik van genotsmiddelen tijdens de zwangerschap kan schade toebrengen aan de placenta. Naast andere schadelijke effecten van roken en alcoholgebruik, kan dit ook resulteren in een dysmatuur kindje.
  • Hoge bloeddruk. Een verhoogde bloeddruk veroorzaakt een verminderde bloed- en zuurstoftoevoer naar de placenta. Hierdoor kan de placenta kleiner worden en minder efficiënt functioneren.
  • Pre-eclampsie en het HELLP-syndroom zijn voorbeelden van ernstige aandoeningen die gepaard gaan met een hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap. Deze aandoeningen kunnen de placenta ernstig beschadigen, wat kan leiden tot de ontwikkeling van SGA bij de baby.
  • Je baby heeft voldoende voedingsstoffen nodig om zich goed te ontwikkelen. Als de moeder ondervoed is, krijgt de baby niet voldoende voedingsstoffen binnen. Dit kan resulteren in een te kleine en lichte baby bij de geboorte.
  • Diverse infectieziekten kunnen leiden tot een laag geboortegewicht bij je baby, zoals toxoplasmose, rubella, CMV, herpes simplex, chlamydia en syfilis. Deze infecties beïnvloeden de werking van de placenta en de gezondheid van de moeder, waardoor de baby mogelijk minder voedingsstoffen krijgt.

Het is mogelijk dat de oorzaak voor een te laag geboortegewicht bij het kindje ligt. Dit hoeft niet altijd een ernstige afwijking te zijn, maar helaas komt dat wel voor. Je arts onderzoekt je baby daarom grondig.

 Factoren voor dysmaturiteit bij de baby.

  • Verschillende chromosoomafwijkingen kunnen leiden tot dysmaturiteit, waarvan het syndroom van Down een van de bekendste is. De levensvatbaarheid van een kind met zo’n afwijking hangt af van de specifieke aard van de chromosoomafwijking en hoe deze zich manifesteert.
  • Aangeboren afwijkingen. Er zijn diverse aangeboren afwijkingen die de groei tijdens de zwangerschap kunnen belemmeren, zoals afwijkingen in de ontwikkeling van botten of spieren, genetische aandoeningen, of problemen met de spijsvertering. De ernst van deze afwijkingen kan variëren, maar in veel gevallen kunnen kinderen er goed mee leven.
  • Meestal hebben meerlingen een lager geboortegewicht omdat ze de baarmoeder en voedingsstoffen moeten delen. Vaak halen ze deze achterstand later zelf weer in.

Wanneer een baby dysmatuur is, volgt vaak aanvullend onderzoek door de kinderarts in het ziekenhuis om de ernst van het ondergewicht en eventuele andere medische problemen te beoordelen. In het ziekenhuis kan je baby worden opgenomen op de neonatologieafdeling of de Neonatologische Intensive Care Unit (NICU), speciale afdelingen voor pasgeboren baby’s.

Aanvullende onderzoeken:

  • Dit wordt uitgevoerd als er geen duidelijke oorzaak is gevonden voor het lage geboortegewicht. De urine van de baby wordt gecontroleerd op het CMV-virus, dat voorkomt bij ongeveer 1 op de 200 pasgeborenen. Elk jaar worden in Nederland ongeveer 1000 kinderen geboren met een CMV-infectie, waarvan 180 blijvende gevolgen ondervinden.
  • Wordt vaak uitgevoerd, vooral in de eerste 24 uur na de geboorte, om de bloedsuikerspiegel te controleren vanwege het verhoogde risico op lage bloedsuikers bij dysmature baby’s. Soms wordt ook het aantal rode bloedcellen en bloedplaatjes gecontroleerd. Voor dit bloedonderzoek wordt een klein beetje bloed afgenomen via een prikje in de hiel.
  • Echo onderzoek. Als de arts het nodig acht, kan je baby een echografisch onderzoek van de hersenen ondergaan. Tijdens dit onderzoek wordt een beetje gel op het hoofd van de baby aangebracht, waarna met behulp van geluidsgolven een echo van de hersenen wordt gemaakt. Deze geluidsgolven zijn onschadelijk.
  • Indien nodig wordt je baby in een couveuse geplaatst om warm te blijven en kunnen artsen hem nauwlettend in de gaten houden. De couveuse biedt ook bescherming tegen blootstelling aan bacteriën en virussen, waardoor het risico op infecties wordt verminderd.
  • Huid-op-huidcontact. Het knuffelen met je baby bevordert de hechting, wat vooral in de drukte van het ziekenhuis kalmerend kan werken. In de couveuse kan het echter lastig zijn om huid-op-huidcontact te hebben. Er zijn echter manieren om dit te realiseren, zoals het vasthouden van je baby terwijl hij in de couveuse ligt. Het verplegend personeel op de afdeling kan je hierbij ondersteunen.
  • Dysmatuur geboren baby’s hebben vaak in het begin moeite om zelf alle voeding te drinken. Daarom kunnen ze eventueel sondevoeding of bijvoeding krijgen om goed aan te komen. Essentiële voedingsstoffen worden via een slangetje in de neus toegediend. Deze sondevoeding helpt ook om de bloedsuikerspiegel van de baby op peil te houden. Indien gewenst kan gekolfde moedermelk ook via de sonde worden toegediend.

Veel voorkomende problemen op korte termijn bij dysmatuur baby’s zijn;

  • Moeite om op temperatuur te blijven. Dysmatuur geboren baby’s hebben vaak moeite om hun lichaamstemperatuur te reguleren omdat ze doorgaans minder vet hebben. Daarom worden baby’s met een te laag geboortegewicht meestal een tijdje in een couveuse geplaatst.
  • Tijdens de bevalling kan er een tekort aan zuurstof optreden in de baarmoeder, wat vooral een risico vormt voor baby’s met SGA. Als dit zuurstoftekort lang aanhoudt, kan het leiden tot hersenbeschadiging, waardoor artsen snel kunnen ingrijpen en mogelijk een spoedkeizersnede uitvoeren.
  • Lage bloedsuikers. Bij baby’s met een te laag geboortegewicht zijn de reserves vaak beperkt, waardoor ze een verhoogd risico hebben op lage bloedsuikerspiegels. Dit komt doordat er minder glucose is opgeslagen in de lever. In het ziekenhuis krijgen deze baby’s vaak extra glucose toegediend om hun bloedsuikerspiegel te stabiliseren.

 

Problemen die voor kunnen komen op lange termijn bij dysmatuur baby’s zijn:

  • Dit komt voor bij ongeveer 20% van de kinderen met SGA, waarbij sommigen mogelijk kleiner blijven dan gemiddeld. Dit hoeft niet per se problematisch te zijn, zolang ze hun eigen groeicurve consistent volgen. In sommige gevallen kan behandeling met groeihormonen worden overwogen.
  • Lichamelijke beperking. Afhankelijk van de oorzaak van SGA, kunnen lichamelijke beperkingen voorkomen, zoals spierziekten of afwijkingen aan de botten.
  • Verstandelijke beperking. Als SGA het gevolg is van een chromosoomafwijking, kan dit gepaard gaan met een verstandelijke beperking.
  • Kinderen die bij de geboorte te licht waren, hebben een verhoogd risico op overgewicht later in het leven. Het is daarom belangrijk om hun eetpatroon goed te monitoren en zo nodig begeleiding te krijgen van een diëtist.
  • Diabetes type 2. Door schommelende glucosewaarden in de beginfase en het verhoogde risico op overgewicht, kunnen kinderen met SGA diabetes type 2 ontwikkelen.
  • Metabool syndroom, een stofwisselingsstoornis, wordt geassocieerd met onder andere diabetes, hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten.
  • ADHD en autisme. Kinderen met SGA hebben een verhoogd risico op autisme en ADHD, hoewel de precieze oorzaak hiervan niet bekend is.

Wanneer naar huis?

  • Als een baby zwaar genoeg is (minimaal 2000 gram)
  • Zichzelf warm kunnen houden in een gewone wieg
  • Volledig zelfstandig kan drinken of ouders kunnen sondevoeding geven.

Je staat dan vaak nog wel onder controle bij de kinderarts. Elke baby die dysmatuur is, is anders en heeft andere behoeftes. Daarom is het belangrijk om de aanwijzingen van je arts op te volgen.

Hoe verder na thuiskomst?

Na thuiskomst is het belangrijk om de instructies van de arts op te volgen en eventueel begeleiding te krijgen vanuit het ziekenhuis of het consultatiebureau. Onder controle blijven bij de kinderarts kan ook nodig zijn.